Meer over de inhoud
Meer over Microsoft Office - Basis
Het basisdeel is opgebouwd uit zes onderdelen:
Computer basiskennis
In deze module worden de basisbegrippen en -vaardigheden behandeld voor het gebruik van apparaten, het maken en beheren van bestanden, netwerken en gegevensbeveiliging.
Digiveiligheid
Na afronding van deze module weet je alles over:
- internet en veiligheid.
- persoonlijke gegevens.
- social media en privacy.
- netwerken en bestanden.
Internet en MS Outlook
Na afronding weet je alles over:
- de werking van internet.
- online informatie (effectief informatie zoeken, webgegevens beoordelen, auteursrecht en gegevensbeveiliging interpreteren).
- online communicatie.
- contact en veiligheid.
Microsoft Word
Na afloop van dit deel kun je:
- documenten maken, openen en opslaan.
- schakelen tussen geopende documenten.
- ingebouwde opties zoals de Help-functie gebruiken.
- tekst invoeren en verwijderen.
- tekst selecteren, knippen en kopiëren.
- een eenvoudige opmaak toepassen.
- tekenopmaak en alinea-opmaak toepassen.
- opmaakprofielen gebruiken en een eenvoudige inhoudsopgave invoegen.
- tabellen, afbeeldingen, grafieken, diagrammen en getekende objecten invoegen.
- documenten voorbereiden voor samenvoegbewerkingen.
- pagina-instellingen wijzigen.
- tekst zoeken en vervangen.
- een spellingscontrole uitvoeren.
- documenten opslaan in verschillende bestandsindelingen.
- sjablonen maken en gebruiken.
- basisopties/-voorkeuren instellen.
Microsoft Excel
Na afronding van deze module kun je:
- met spreadsheets werken en deze opslaan in verschillende bestandsindelingen.
- ingebouwde opties zoals de Help-functie van het programma gebruiken.
- gegevens invoeren in een cel en best practice hanteren bij het maken van lijsten.
- rijen en kolommen bewerken in een werkblad.
- wiskundige en logische formules hanteren waarbij standaardtoepassingen van de spreadsheet en best practice worden gebruikt.
- best practice hanteren bij het maken van formules en foutwaarden herkennen in formules.
- getallen en tekst opmaken in een spreadsheet.
- grafieken kiezen, maken en opmaken.
- pagina-instellingen van een spreadsheet wijzigen.
- geavanceerde opmaakopties toepassen.
- functies gebruiken die gekoppeld zijn aan logische, statistische, financiële en wiskundige bewerkingen.
- grafieken maken en geavanceerde functies voor grafiekopmaak toepassen.
- werken met tabellen en lijsten om gegevens te analyseren, filteren en sorteren.
- scenario’s maken en gebruiken.
- spreadsheetgegevens valideren en controleren.
- de productiviteit verbeteren door te werken met benoemde celbereiken, macro’s en sjablonen.
- de functies koppelen, insluiten en importeren gebruiken om gegevens te integreren.
- samenwerken aan spreadsheets en spreadsheets beoordelen.
- beveiligingsvoorzieningen voor spreadsheets toepassen.
Microsoft PowerPoint
Na afloop kun je:
- werken met presentaties en deze opslaan.
- verschillende presentatieweergave-mogelijkheden gebruiken.
- ingebouwde opties zoals de Help-functie van het programma gebruiken om de productiviteit te verhogen.
- verschillende indelingen en ontwerpen gebruiken.
- tekst invoeren, bewerken en opmaken in een presentatie.
- een thema toepassen op een presentatie.
- grafieken kiezen, maken en opmaken.
- foto’s, afbeeldingen en getekende objecten invoegen en bewerken.
- animaties en overgangseffecten toepassen.
- een grafisch object invoegen en verwijderen in een diamodel.
- voetteksten invoeren in dia’s.
- de diapresentatie afdrukken.
- een presentatie opslaan als ander bestandstype.
- gebruikersvoorkeuren instellen in het programma.
Meer over Microsoft Office - Gevorderd
Het gevorderdendeel omvat de onderstaande modules:
Microsoft Word Gevorderd
Je leert op een geavanceerd niveau werken met Word. Na afronding van deze module kun je:
- documenten opslaan in verschillende bestandsindelingen.
- ingebouwde opties gebruiken om je productiviteit te verhogen.
- werken met opmaakprofielen en opmaakfuncties.
- tabellen, afbeeldingen en getekende afbeeldingen invoegen.
- documenten voorbereiden voor samenvoegbewerkingen.
- pagina-instellingen wijzigen en spellingcontrole uitvoeren.
- geavanceerde opmaak toepassen op teksten, alinea’s, kolommen en tabellen.
- werken met verwijzingsfuncties en kruisverwijzingen maken.
- je productiviteit verhogen door gebruik te maken van velden, formulieren en sjablonen.
- geavanceerde samenvoegtechnieken toepassen en werken met automatiseringsfuncties (zoals macro’s).
- de functies koppelen en insluiten gebruiken om gegevens te integreren.
- samenwerken aan documenten en beveiligingsvoorzieningen gebruiken.
- werken met watermerken, secties, kop- en voetteksten.
Microsoft Excel Gevorderd
Je leert alle geavanceerde functies van Microsoft Excel kennen en gebruiken. Na afronding van deze module kun je:
- spreadsheets opslaan in verschillende bestandsindelingen.
- ingebouwde opties gebruiken om je productiviteit te verhogen.
- gegevens invoeren in een cel en lijsten maken.
- rijen en kolommen bewerken in een werkblad.
- gebruikmaken van wiskundige en logische formules.
- formules hanteren en foutwaardes herkennen bij formules./li>
- getallen en tekst opmaken in een spreadsheet.
- grafieken kiezen, maken en opmaken.
- pagina-instellingen van een spreadsheet wijzigen.
- de inhoud van een spreadsheet controleren en corrigeren.
- geavanceerde opmaakopties toepassen.
- functies gebruiken die gekoppeld zijn aan logische, statistische, financiële en wiskundige bewerkingen.
- werken met geavanceerde functies voor het opmaken van grafieken.
- werken met tabellen en lijsten om gegevens te analyseren, filteren en sorteren.
- scenario’s maken en gebruiken.
- spreadsheetgegevens valideren en controleren.
- werken met benoemde celbereiken, macro’s en sjablonen.
- functies koppelen, insluiten en importeren.
- samenwerken aan spreadsheets en werken met beveiligingsvoorzieningen.
Microsoft PowerPoint Gevorderd
Na afronding van deze module kun je:
- presentaties opslaan in verschillende bestandsindelingen.
- verschillende indelingen en ontwerpen voor dia’s kiezen.
- tekst invoeren, bewerken en opmaken binnen een presentatie.
- grafieken kiezen, maken en opmaken om informatie te presenteren.
- foto’s, afbeeldingen en getekende objecten invoegen en bewerken.
- werken met animaties en overgangstoepassingen.
- sjablonen maken en aanpassen.
- werken met ingebouwde tekenhulpmiddelen en hulpprogramma’s voor het bewerken van afbeeldingen.
- geavanceerde functies voor grafiekopmaak toepassen.
- diagrammen maken en bewerken.
- video’s en geluid invoegen.
- ingebouwde animatiefuncties toepassen.
- de functies koppelen, insluiten, importeren en exporteren gebruiken om gegevens te integreren.
- werken met aangepaste diavoorstellingen.